W@dgidsenWeb 2.1

U bent in menu 6. Overheid

Broodkruimelpad

Home 6. Overheid Eindtermen Wadloopgids

Eindtermen

Eindtermen Opleiding tot Wadloopgids

Met ingang van 1 januari 2020 en het van kracht worden van de Wadloopverordening 2019 is een nieuwe en aangepaste versie gepubliceerd van de Eindtermen Opleiding tot Wadloopgids.


'Eindtermen Wadloopgids' - oorspronkelijke versie

Overeengekomen tussen de drie waddenprovincies (Stuurgroep Waddenprovincies) en zeven wadlooporganisaties te Haren Gn, december 1999.


Aan wadloopgidsen worden eisen gesteld ten aanzien van ervaring met en kennis van het wad als wel eisen ten aanzien van de veiligheidsmaterialen die tijdens een wadlooptocht moeten worden meegevoerd. Dit geldt zowel voor ervaren als aankomende gidsen.

Bij de beoordeling van aanvragen voor een wadloopvergunning door de provincies wordt gebruik gemaakt van een referentiemethode. Naast individuele referenten, veelal ervaren wadloopgidsen, worden ook de wadlooporganisaties gevraagd een referentie af te geven. Dit laatste is altijd het geval als de aanvrager als gemachtigde bij een organisatie actief is. Bij de beoordeling van een aanvraag weegt het oordeel van een organisatie zwaar.

Bij een dergelijke beoordeling door derden ontbraken tot op dit moment eenduidige en dus controleerbare maatstaven. 'Het handelen te goeder trouw', weliswaar gebaseerd op jarenlange praktijkervaring, was in de praktijk de enige leidraad voor de beoordeling van een aanvraag door derden.

Om inhoud te geven aan de in de verordening en het convenant opgenomen kennis- en ervaring eisen, zal bij het hanteren van het referentiesysteem nu sprake zijn van duidelijk omschreven criteria, de 'eindtermen wadloopvergunning'. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een wadloopvergunning zal de kennis en ervaring van de aanvrager getoetst worden aan de hand van deze 'eindtermen'. Daarbij zal de aanvrager d.m.v. een puntensysteem, moeten voldoen aan de vermelde minimumeisen. Voordeel van een dergelijk systeem is dat:

  • de veiligheidsaspecten van het wadlopen daardoor beter gewaarborgd kunnen worden;
  • er een objectieve(re) toetsing van een nieuwe aanvraag voor een wadloopvergunning kan plaatsvinden;
  • het hanteren van aanwijsbare criteria daarnaast bijdraagt aan de rechtsgelijkheid bij de behandeling van elke nieuw ontvangen aanvraag voor een wadloopvergunning.
 
In de eindtermen worden eisen aan de gids gesteld t.a.v.:

Van een gids wordt bovendien verwacht dat deze op doeltreffende wijze kan handelen op momenten waar op calamiteiten zich voordoen. Hij kan in dat geval beschikken over de actuele informatie voor het inschakelen van de hulpdiensten.


 
A. Uitrusting

Voor het welslagen van een wadlooptocht is het voor de gids belangrijk om over een goede uitrusting te beschikken. Onderstaande zaken dienen tijdens een wadlooptocht meegevoerd te worden.

  1. Een wadloopgids dient zich voor een tocht voldoende te kleden. Hij dient daarbij rekening te houden met de aard van de tocht.

  2. Aan uitrusting:
    • een goed werkend vloeistof of digitaal kompas. Per groep moeten minimaal twee kompassen worden meegenomen
    • een reddingslijn (van plusminus 25 m)
    • een reddingsdeken
    • het meevoeren van een draagbaar is verplicht
    • een duidelijk hoorbare fluit
    • een setje verband- en hulpmiddelen, zie Basiskennis EHBO
    • een peilstok
    • een goed werkend horloge
    • de verstrekte legitimatiekaart voorzien van een goed gelijkende pasfoto
    • minimaal 2 handstakellichten en/of rooksignalen per groep
    • een lijst met telefoonnummers van personen en instanties die bij ongevallen moeten worden gewaarschuwd
    • een lijst van het aantal deelnemers dat aan een tocht deelneemt (zo mogelijk een namenlijst)
    • een door het Agentschap Telecom goedgekeurde maritieme portofoon 1) en een goedwerkende telefoon met voldoende bereik voor de te lopen tocht
    • voldoende proviand voor de tocht.
Indien bepaalde gegevens analoog/digitaal beschikbaar zijn is dat ook voldoende.

1) Op basis van de Telecommunicatiewet bent u verplicht in het bezit te zijn van een zgn. PORTO SEC-vergunning voor 'bijzonder gebruik' van maritieme frequenties (gebruik marifoonkanalen voor wadlopen). U kunt een vergunning aanvragen bij Agentschap Telecom-Klantcontacten (tel. 050-5877444). U dient er rekening mee te houden dat deze PORTO SEC-vergunning pas aangevraagd kan worden als u in het bezit bent van een geldig bedieningscertificaat ( minimaal Basiscertificaat Marifonie).


 
B. Topografie
  1. De gids dient een gedegen terreinkennis te hebben van het gebied waarin gelopen gaat worden. De gids moet op de hoogte zijn van de ter plaatse te verwachten slikvelden, zandplaten en de ligging en diepte van geulen en prielen. Daarbij dient de gids gebruik te maken van een routekaart waarop de te lopen koersen op het wad staan vermeld evenals de laagste en hoogste punten in de route en de punten waar koersveranderingen (met de daarbij behorende coördinaten) moeten worden gemaakt. Daarnaast moeten ook de afgesloten gebieden (art. 20 Natuurbeschermingswet 1998) op de kaart vermeld staan. De gids moet kunnen motiveren waarom en op welk punt op de route een koersverandering moet worden gemaakt. Op de routekaart moet de positie van de groep permanent afgelezen kunnen worden.

  2. De gids dient een gedegen kennis te hebben van de werking van kompas (en moet zelfstandig een positiepeiling kunnen uitvoeren) en moet goede vaardigheden hebben voor wat betreft het kaartlezen. De gids moet in staat zijn op een van de voren uitgezette route te lopen met daarin de 'knikpunten' van koersverandering.

  3. De gids moet in het bezit zijn van een uitgewerkt tijdschema voor de tocht. Duidelijk is dat in de beperkte periode waarin een wadlooptocht mogelijk is het bewaken van de tijd van levensbelang is. De route moet in redelijkheid zodanig gekozen worden dat deze kan worden gelopen binnen de beschikbare tijd. De gids dient een planning te maken van de posities waar men op een bepaald tijdstip dient te zijn (bv. op welk tijdstip dient een geul in de route te worden genomen). Uiteraard is het in dit verband belangrijk zich aan het vertrektijdenschema te houden.


 
C. Meteorologie
  1. Een gids dient zich voorafgaand aan een te lopen tocht altijd op de hoogte te stellen van de actuele weersverwachtingen ter plekke en moet daarbij in staat zijn om dit op een juiste wijze te interpreteren (met de daaraan gekoppelde afweging: wel of niet lopen). Er is hier sprake van een grote mate van individuele verantwoordelijkheid van de wadloopgids.

  2. Zo moet de gids een inschatting kunnen maken van de kans op onweer, gebaseerd op meteorologische gegevens. De gids moet in staat zijn informatie met betrekking tot de windrichting en -sterkte op een juiste wijze te interpreteren in verband met de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de waterstanden.

  3. De gids moet daarnaast in staat zijn de kans op regen en daarmee samenhangende temperatuurverschillen te kunnen inschatten (in dit verband is het van belang te letten op de gevoelstemperatuur en het gevaar van onderkoeling).

  4. Voorwaarde daarvoor is dat de gids goed op de hoogte is van de bestaande weerkundige informatiebronnen.


 
D. Hydrologie
  1. Een gids dient zich voorafgaand aan een te lopen tocht altijd op de hoogte te stellen van de actuele hydrologische omstandigheden ter plekke en moet daarbij in staat zijn om dit op een juiste wijze te interpreteren (met de daaraan gekoppelde afweging: wel of niet lopen). Ook hier is sprake van een grote mate van individuele verantwoordelijkheid van de wadloopgids.
    Zo moet een gids op de hoogte zijn van de te verwachten verhogingen, dan wel verlagingen van de waterstand als gevolg van de meteorologische omstandigheden (bv. windrichting en -sterkte).

  2. Voorwaarde daarvoor is dat de gids op de hoogte is van de bestaande informatiebronnen voor de actuele waterstanden.

  3. Geen tocht mag worden gehouden indien daarbij een geul zal worden overgestoken wanneer op dat moment een hogere laagwaterstand (laagwater) te Harlingen wordt verwacht van 45 cm of meer minus NAP (Normaal Amsterdams Peil). (Afgeleid van het gemiddeld tij bij laagwater te Harlingen (-95 cm NAP) vermeerderd met een verhoging van 50 cm).

  4. Een gids moet in staat zijn stroomrichting, stroomsnelheid en de waterhoogte in de geulen op de route in te schatten.

  5. Een gids moet een goede kennis hebben van de astronomische getijgegevens, zoals tijdstip van hoog en laag water, de aard van het getij (springtij, doodtij, de dagelijkse ongelijkheid, apogeum, perigeum) en de actuele getijtabel.

    NB: De in het 'Uiterste vertrektijdenschema' vermelde tijden blijven overigens onverkort van kracht.


 
E. Organisatie en omgang met deelnemers
  1. In het algemeen is tijdens wadlooptochten de 'gedragscode t.a.v. wadlooptochten en zwerftochten' van toepassing, zoals die is opgenomen in het Convenant Wadlopen. De gids dient de deelnemers aan een tocht van tevoren te informeren over de juiste kleding, de fysieke eisen, de risico's en van het belang op tijd aanwezig te zijn op de afgesproken locatie e.d.

    Een gids moet voorafgaand aan en tijdens een wadlooptocht een inschatting van de fysieke toestand van de deelnemers kunnen maken en moet weten hoe hiermee om te gaan. Bv. door te besluiten deelnemers niet mee te nemen, dan wel terug te sturen of door meer rustpunten in de route op te nemen.

  2. De gids ziet er op toe dat de door de deelnemers aan een wadlooptocht meegebrachte kleding, gelet op de aard van de tocht, voldoende is. Van belang daarbij is te letten op voldoende warme kleding, zodat onderkoelingsproblemen kunnen worden voorkomen.

  3. De gids dient een gedegen kennis te hebben van EHBO en moet in staat zijn wanneer dat nodig is zelfstandig een reanimatie uit te voeren. De gids moet in staat zijn preventieve maatregelen te nemen ter voorkoming van letsel, maar moet bij optredend letsel in staat zijn een eerste behandeling uit te voeren.

  4. De gids moet weten hoe om te gaan met onervaren deelnemers op het wad bij de passage van geulen, slikvelden en bij slecht weer en mist.

  5. De gids moet in staat zijn de meegevoerde verbindingsapparatuur te bedienen. Het is vereist in het bezit te zijn van geldige bedieningscertificaten voor maritieme zendapparatuur.

  6. De gids moet in staan zijn om onder alle omstandigheden op adequate wijze leiding te geven aan de groep en moet, wanneer de omstandigheden dit vereisen (bv. bij mist of onweer), tussentijds routecorrecties kunnen uitvoeren of de route verkorten. De gids moet tijdig het besluit kunnen nemen een reddingsactie aan te vragen en de gids dient daarvoor op de hoogte te zijn van de juiste procedures.