Eindtermen Wadloopgids
overeengekomen tussen de 3 waddenprovincies en 7 wadlooporganisaties te Haren, december 1999
- Gegevens
- Laatst bijgewerkt: 24 oktober 2017
- Aantal Pageviews: 11868
Deze versie van de Eindtermen is toegezonden aan de wadloopvergunninghouders voor de periode 1 maart 2017 tot 1 maart 2020.
Aan wadloopgidsen worden eisen gesteld ten aanzien van ervaring met en kennis van het wad als wel eisen ten aanzien van de veiligheidsmaterialen die tijdens een wadlooptocht moeten worden meegevoerd. Dit geldt zowel voor ervaren als aankomende gidsen. Bij de beoordeling van aanvragen voor een wadloopvergunning door de provincies wordt gebruik gemaakt van een referentiemethode. Naast individuele referenten, veelal ervaren wadloopgidsen, worden ook de wadlooporganisaties gevraagd een referentie af te geven. Dit laatste is altijd het geval als de aanvrager als gemachtigde bij een organisatie actief is. Bij de beoordeling van een aanvraag weegt het oordeel van een organisatie zwaar. Bij een dergelijke beoordeling door derden ontbraken tot op dit moment eenduidige en dus controleerbare maatstaven. 'Het handelen te goeder trouw', weliswaar gebaseerd op jarenlange praktijkervaring, was in de praktijk de enige leidraad voor de beoordeling van een aanvraag door derden. Om inhoud te geven aan de in de verordening en het convenant opgenomen kennis- en ervaring eisen, zal bij het hanteren van het referentiesysteem nu sprake zijn van duidelijk omschreven criteria, de 'eindtermen wadloopvergunning'. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een wadloopvergunning zal de kennis en ervaring van de aanvrager getoetst worden aan de hand van deze 'eindtermen'. Daarbij zal de aanvrager d.m.v. een puntensysteem, moeten voldoen aan de vermelde minimumeisen. Voordeel van een dergelijk systeem is dat:
-
de veiligheidsaspecten van het wadlopen daardoor beter gewaarborgd kunnen
worden;
er een objectieve(re) toetsing van een nieuwe aanvraag voor een wadloopvergunning
kan plaatsvinden;
het hanteren van aanwijsbare criteria daarnaast bijdraagt aan de
rechtsgelijkheid bij de behandeling van elke nieuw ontvangen aanvraag voor een
wadloopvergunning.
In de eindtermen worden eisen aan de gids gesteld t.a.v.:
-
de uitrusting die moet worden meegevoerd
de topografische kennis van het wad
de meteorologische kennis
de hydrologische kennis van het wad
de omgang van de gids met groepen ongeoefende wadlopers
A. Uitrusting
Voor het welslagen van een wadlooptocht is het voor de gids belangrijk om over een goede uitrusting te beschikken. Onderstaande zaken dienen tijdens een wadlooptocht meegevoerd te worden.
- Een wadloopgids dient zich voor een tocht voldoende te kleden. Hij dient
daarbij rekening te houden met de aard van de tocht.
- Aan uitrusting:
-
een goed werkend vloeistof of digitaal kompas. Per groep moeten minimaal twee kompassen worden meegenomen
een reddingslijn (van plusminus 25 m)
een reddingsdeken
het meevoeren van een draagbaar is verplicht
een duidelijk hoorbare fluit
een setje verband- en hulpmiddelen, zie Basiskennis EHBO
een peilstok
een goed werkend horloge
de verstrekte legitimatiekaart voorzien van een goed gelijkende pasfoto
minimaal 2 handstakellichten en/of rooksignalen per groep
een lijst met telefoonnummers van personen en instanties die bij ongevallen
moeten worden gewaarschuwd
een lijst van het aantal deelnemers dat aan een tocht deelneemt
(zo mogelijk een namenlijst)
een door het Agentschap Telecom goedgekeurde maritieme portofoon 1) en een goedwerkende telefoon met voldoende bereik voor de te lopen tocht
voldoende proviand voor de tocht.
1) Op basis van de Telecommunicatiewet bent u verplicht in het bezit te zijn van een zgn. PORTO SEC-vergunning voor 'bijzonder gebruik' van maritieme frequenties (gebruik marifoonkanalen voor wadlopen). U kunt een vergunning aanvragen bij Agentschap Telecom-Klantcontacten (tel. 050-5877444). U dient er rekening mee te houden dat deze PORTO SEC-vergunning pas aangevraagd kan worden als u in het bezit bent van een geldig bedieningscertificaat ( minimaal Basiscertificaat Marifonie).

B. Topografie
- De gids dient een gedegen terreinkennis te hebben van het gebied waarin
gelopen gaat worden. De gids moet op de hoogte zijn van de ter plaatse te verwachten
slikvelden, zandplaten en de ligging en diepte van geulen en prielen. Daarbij dient
de gids gebruik te maken van een routekaart waarop de te lopen koersen op het wad
staan vermeld evenals de laagste en hoogste punten in de route en de punten waar
koersveranderingen (met de daarbij behorende coördinaten) moeten worden gemaakt.
Daarnaast moeten ook de afgesloten gebieden (art. 20 Natuurbeschermingswet 1998) op
de kaart vermeld staan. De gids moet kunnen motiveren waarom en op welk punt op de
route een koersverandering moet worden gemaakt. Op de routekaart moet de positie
van de groep permanent afgelezen kunnen worden.
- De gids dient een gedegen kennis te hebben van de werking van kompas (en moet
zelfstandig een positiepeiling kunnen uitvoeren) en moet goede vaardigheden hebben
voor wat betreft het kaartlezen. De gids moet in staat zijn op een van de voren
uitgezette route te lopen met daarin de 'knikpunten' van koersverandering.
- De gids moet in het bezit zijn van een uitgewerkt tijdschema voor de tocht. Duidelijk is dat in de beperkte periode waarin een wadlooptocht mogelijk is het bewaken van de tijd van levensbelang is. De route moet in redelijkheid zodanig gekozen worden dat deze kan worden gelopen binnen de beschikbare tijd. De gids dient een planning te maken van de posities waar men op een bepaald tijdstip dient te zijn (bv. op welk tijdstip dient een geul in de route te worden genomen). Uiteraard is het in dit verband belangrijk zich aan het vertrektijdenschema te houden.

C. Meteorologie
- Een gids dient zich voorafgaand aan een te lopen tocht altijd op de hoogte te
stellen van de actuele weersverwachtingen ter plekke en moet daarbij in staat zijn om
dit op een juiste wijze te interpreteren (met de daaraan gekoppelde afweging: wel
of niet lopen). Er is hier sprake van een grote mate van individuele
verantwoordelijkheid van de wadloopgids.
- Zo moet de gids een inschatting kunnen maken van de kans op onweer,
gebaseerd op meteorologische gegevens. De gids moet in staat zijn informatie
met betrekking tot de windrichting en -sterkte op een juiste wijze te interpreteren
in verband met de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de waterstanden.
- De gids moet daarnaast in staat zijn de kans op regen en daarmee
samenhangende temperatuurverschillen te kunnen inschatten (in dit
verband is het van belang te letten op de gevoelstemperatuur en het gevaar van
onderkoeling).
- Voorwaarde daarvoor is dat de gids goed op de hoogte is van de bestaande weerkundige informatiebronnen.

D. Hydrologie
- Een gids dient zich voorafgaand aan een te lopen tocht altijd op de hoogte te
stellen van de actuele hydrologische omstandigheden ter plekke en moet daarbij in
staat zijn om dit op een juiste wijze te interpreteren (met de daaraan gekoppelde
afweging: wel of niet lopen). Ook hier is sprake van een grote mate van individuele
verantwoordelijkheid van de wadloopgids.
Zo moet een gids op de hoogte zijn van de te verwachten verhogingen, dan wel verlagingen van de waterstand als gevolg van de meteorologische omstandigheden (bv. windrichting en -sterkte). - Voorwaarde daarvoor is dat de gids op de hoogte is van de bestaande informatiebronnen voor de actuele waterstanden.
- Geen tocht mag worden gehouden indien daarbij een geul zal worden overgestoken
wanneer op dat moment een hogere laagwaterstand (laagwater) te Harlingen wordt verwacht
van 45 cm of meer minus NAP (Normaal Amsterdams Peil).
(Afgeleid van het gemiddeld tij bij laagwater te Harlingen (-95 cm NAP) vermeerderd met een verhoging van 50 cm).
- Een gids moet in staat zijn stroomrichting, stroomsnelheid en de waterhoogte
in de geulen op de route in te schatten.
- Een gids moet een goede kennis hebben van de astronomische getijgegevens, zoals
tijdstip van hoog en laag water, de aard van het getij (springtij, doodtij, de
dagelijkse ongelijkheid, apogeum, perigeum) en de actuele getijtabel.

E. Organisatie en omgang met deelnemers
- In het algemeen is tijdens wadlooptochten de 'gedragscode t.a.v. wadlooptochten
en zwerftochten' van toepassing, zoals die is opgenomen in het
Convenant Wadlopen.
De gids dient de deelnemers aan een tocht van tevoren te informeren over de juiste
kleding, de fysieke eisen, de risico's en van het belang op tijd aanwezig te zijn
op de afgesproken locatie e.d.
Een gids moet voorafgaand aan en tijdens een wadlooptocht een inschatting van de fysieke toestand van de deelnemers kunnen maken en moet weten hoe hiermee om te gaan. Bv. door te besluiten deelnemers niet mee te nemen, dan wel terug te sturen of door meer rustpunten in de route op te nemen.
- De gids ziet er op toe dat de door de deelnemers aan een wadlooptocht
meegebrachte kleding, gelet op de aard van de tocht, voldoende is. Van belang daarbij
is te letten op voldoende warme kleding, zodat onderkoelingsproblemen kunnen worden voorkomen.
- De gids dient een gedegen kennis te hebben van EHBO en moet in staat zijn
wanneer dat nodig is zelfstandig een reanimatie uit te voeren. De gids moet in
staat zijn preventieve maatregelen te nemen ter voorkoming van letsel, maar moet
bij optredend letsel in staat zijn een eerste behandeling uit te voeren.
- De gids moet weten hoe om te gaan met onervaren deelnemers op het wad bij de
passage van geulen, slikvelden en bij slecht weer en mist.
- De gids moet in staat zijn de meegevoerde verbindingsapparatuur te bedienen.
Het is vereist in het bezit te zijn van geldige bedieningscertificaten voor
maritieme zendapparatuur.
- De gids moet in staan zijn om onder alle omstandigheden op adequate wijze leiding te geven aan de groep en moet, wanneer de omstandigheden dit vereisen (bv. bij mist of onweer), tussentijds routecorrecties kunnen uitvoeren of de route verkorten. De gids moet tijdig het besluit kunnen nemen een reddingsactie aan te vragen en de gids dient daarvoor op de hoogte te zijn van de juiste procedures.
