W@dgidsenWeb 2.1

U bent in menu 6. Overheid

Broodkruimelpad

Home Convenant Wadlopen

Convenant Wadlopen

Convenant Wadlopen 2008 - 2013

Inleiding
Tekst convenant

BIJLAGEN :

A1: Afgesproken quotering op niet drukke dagen
A2: Afgesproken quotering op drukke dagen
Toelichting op tabel A1 en A2
B: Zonering zwerftochten
C: Afspraken over aantallen wadlooptochten op de route Rottumeroog
D: Gedragscode


Toelichting, update 23 oktober 2017

In 1996 hebben de zeven wadlooporganisaties en de drie waddenprovincies afspraken met elkaar gemaakt over een aantal aspecten van het wadlopen.
Afspraken werden bv. gemaakt over maximale aantallen deelnemers op wadlooproutes in het weekend, maximaal aantal mee te nemen deelnemers in een kalenderjaar, maximaal aantal te organiseren zwerftochten op het Groninger Wad, opleiding van wadloopgidsen e.d.
De deelnemende partijen zijn St. Wadloopcentrum Pieterburen, Dijkstra's Wadlooptochten, Fryske Waedrinners, Wadloopcentrum Fryslân, Groninger Wadloop Vereniging Arenicola, St. Uithuizer Wad en Wadgidsengroep Noord Nederland. De drie waddenprovincies zijn Groningen, Fryslân en Noord Holland. Het eerste convenant liep van 1996-1998. Een tweede, vrijwel ongewijzigd convenant kwam men overeen van 1999-2001.

Op 28 februari 2002 liep het Convenant Wadlopen 1999-2001 af. In de winter van 2001/2002 is geprobeerd te komen tot een nieuw convenant. Dit is niet gelukt, de wensen van de diverse partijen liepen zo ver uiteen, dat overeenstemming niet kon worden bereikt. Sommige partijen wilden met wat meer wadlopers in het weekend kunnen lopen, andere partijen daarentegen juist met minder.
Uiteindelijk kwam een minimale wijziging tot stand. Geen van de deelnemende partijen wilde daar echter gebruik van maken. Daarom is in de praktijk het convenant 1999-2001 ook in 2002 nageleefd onder voorwaarde dat voor 2003 e.v. opnieuw over een volgend convenant zal worden onderhandeld.

In de winter van 2002-2003 is intensief overlegd over een nieuw convenant. Uiteindelijk zijn de partijen het eens geworden. Het convenant 2003-2008 is in 2007 geëvalueerd en na een korte overlegronde verlengd tot 2013.

2010: Provincies doen niet meer mee
In 2010 bleek de kracht van het Convenant Wadlopen niet groot te zijn. Een nieuwe (8e) wadlooporganisatie vroeg een wadloopvergunning aan. De provincie Friesland legde hen geen strobreed in de weg, daarin gesteund door de bezwaarschriftencommissie en bestuursrechter.

Daarmee hebben de drie waddenprovincies zich teruggetrokken uit het Convenant Wadlopen. In 2013 hebben de 8 wadlooporganisaties afgesproken te blijven handelen 'in de geest van het convenant', maar niet voor een nieuwe periode het Convenant Wadlopen te ondertekenen.

Lammert Kwant


 
1. Inleiding

De provincies Groningen en Fryslân hebben in 1981 beide een gelijkluidende 'Verordening ter beveiliging van het wadlopen' vastgesteld. Het doel van de verordening was, zoals de naam al aangeeft, regels te stellen ten behoeve van de veiligheid van het wadlopen. Zowel de wadlooporganisaties als individuele lopers zijn sindsdien verplicht een wadloopvergunning aan te vragen.

Overigens zijn al in 1972 door de toenmalige wadlooporganisaties afspraken gemaakt over de verdeling en beperking van groepen en aantallen wadlopers (het zgn. 'Traktaat van Oostmahorn'). De redenen voor een dergelijke overeenkomst waren vooral gelegen in de veiligheid, het behoud van de aantrekkelijkheid van het wadlopen en de bescherming van het wad in relatie tot het massale wadlopen.

Het wadlopen ontwikkelde zich na 1983 verder, zowel in omvang als in diversiteit. Niet alle ontwikkelingen rond het wadlopen vielen binnen de regelgeving van de Wadloopverordening 1983.
Daarnaast waren systematiek en begripsbepalingen van de verordening zodanig, dat uitvoering en handhaving van de verordening erg moeilijk, zo niet onmogelijk, was.

Begin 1993 is door de Stuurgroep Waddenprovincies de herziening van de Wadloopverordening ter hand genomen. Een voorontwerptekst werd in het najaar van 1993 aan het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied, de Wadloopadviescommissie, de Waddenadviesraad en de wadlooporganisaties ter commentaar voorgelegd. Na overleg met betrokkenen hebben de Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland in december 1995 een nieuwe wadloopverordening voor het Waddengebied vastgesteld.

Uitgangspunt voor de nieuwe regelgeving was dat deze primair gericht moest zijn op de veiligheid van de deelnemers, maar ook in relatie moest staan tot de te beschermen natuurwaarden in het Waddengebied.

Provincies en wadloopsector constateerden in 1995, dat een verdere groei van het wadlopen ongewenst zou zijn en dat het daarom noodzakelijk is met elkaar afspraken te maken over beperkingen van het aantal tochten, het aantal deelnemers aan wadlooptochten en dergelijke.

De bestaande verscheidenheid aan tochten, variërend van individuele tochten tot het groepsgewijs lopen en daarbij de keuze uit verschillende routes over het wad, zijn daarbij gehandhaafd gebleven.

In 1995 werd niet alleen overeenstemming bereikt over de uitgangspunten van de nieuwe regelgeving, maar ook over de daarop gebaseerde quotering dan wel zonering met betrekking tot te houden wadlooptochten, vertrek- en aankomstplaatsen en het aantal deelnemers per tocht.

Op 1 maart 1996 werden de afspraken vastgelegd in het eerste Convenant Wadlopen voor een periode van drie jaar. Op 1 maart 1999 zijn de afspraken met drie jaar verlengd. In 2001 is er door de partijen voor gekozen de verdeling van de tochten in 2002 nader te beschouwen. Het convenant is daarom met één jaar verlengd. Vervolgens is het Convenant op 1 maart 2003 tot 1 maart 2008 verlengd. Begin 2008 is in opdracht van de provincie Fryslân, namens de Waddenprovincies, door KPMG het Convenant Wadlopen geëvalueerd. Op basis hiervan hebben de wadlooporganisaties en de waddenprovincies besloten het Convenant Wadlopen te actualiseren en te verlengen.


 
2. Tekst Convenant

Ondergetekende

  • De provincie Groningen, te deze vertegenwoordigd door gedeputeerde; dhr. D.A. Hollenga, daartoe gemachtigd door de Commissaris van de Koningin, de heer M.J. van den Berg, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van gedeputeerde staten d.d. 15 april 2008.
  • De provincie Noord-Holland, te deze vertegenwoordigd door gedeputeerde; mw. R. Kruisinga, daartoe gemachtigd door de Commissaris van de Koningin, de heer H.C.J.L. Borghouts, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van gedeputeerde staten d.d. 15 april 2008.
  • De provincie Fryslân, te deze vertegenwoordigd door gedeputeerde; mw. C. Schokker-Strampel, daartoe gemachtigd door de Commissaris van de Koningin, de heer E.H.T.M. Nijpels, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van gedeputeerde staten d.d. 1 april 2008.

en

  • Vereniging De Fryske Waedrinners, te deze vertegenwoordigd door dhr. S. de Graaf,
  • Groninger Wadloop Vereniging Arenicola, te deze vertegenwoordigd door mw. A. Scheepstra,
  • Stichting Uithuizer Wad, te deze vertegenwoordigd door dhr. R. Bos,
  • Vereniging Wadloopcentrum Fryslân, te deze vertegenwoordigd door dhr. D. Bouwmans,
  • Stichting Wadloopcentrum Pieterburen, te deze vertegenwoordigd door dhr. M. de Waard,
  • Dijkstra's Wadlooptochten, te deze vertegenwoordigd door dhr. J. Smit,
  • Vereniging Wadgidsengroep Noord Nederland, te deze vertegenwoordigd door dhr. L. Kwant,

komen het volgende overeen:

Afstemming

1. De provincies Groningen, Noord-Holland en Fryslân dragen zorg voor een goede onderlinge afstemming met betrekking tot de vergunningverlening op grond van de Wadloopverordening 1996.

2. Terwille van een goede afstemming tussen de provincies, de Wadloopadviescommissie en de wadloopsector inzake de in dit convenant vastgelegde afspraken over quotering en/of zonering en andere de uitvoering van de wadloopverordening rakende aangelegenheden, zal in elk geval eenmaal per jaar overleg plaatsvinden tussen genoemde partijen.

Noodzaak tot quotering en/of zonering

3. De regelgeving met betrekking tot het wadlopen heeft tot doel:

a. de veiligheid van het wadlopen te optimaliseren;
b. de aantrekkelijkheid van het wadlopen te behouden;
c. de natuur- en landschappelijke waarden van het wad in relatie tot de (te grote) massaliteit van het wadlopen te beschermen.

4. Om deze doelstellingen te bereiken vinden zowel de provincies als de wadlooporganisaties het noodzakelijk, dat een plafond wordt gesteld aan het totaal aantal deelnemers dat jaarlijks aan wadlooptochten deelneemt.

Hiertoe zijn de bij het convenant betrokken partijen een quotering en/of zonering overeengekomen met betrekking tot het aantal maximaal te organiseren wadlooptochten en het maximale aantal deelnemers dat aan elke tocht kan deelnemen. Deze quotering en zonering zijn opgenomen in de bij dit convenant behorende Bijlage A1, Bijlage A2, B en C.
5. Onder de in het convenant genoemde wadlooptochten wordt verstaan het zich te voet op het wad begeven met als doel het gebied te doorkruisen en een oversteek naar een eiland te maken. Onder de in het convenant genoemde zwerftochten wordt verstaan het zich te voet op het wad of kwelder begeven zonder dat daarbij sprake is van een oversteek naar een eiland.

Omdat genoemde wadlooptochten en zwerftochten vaak veel deelnemers hebben en door voor verstoring gevoelige gebieden gaan, is voor de deelnemers een gedragscode opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage D.
De gidsen die de wadlooptochten of zwerftochten begeleiden zullen zich inzetten voor de naleving van deze gedragscode.

Aantal en omvang van de wadlooporganisaties

6. Er zijn zeven wadlooporganisaties met rechtspersoonlijkheid, de zogenoemde A-organisaties. De omvang van deze A-organisaties vertoont een grote diversiteit en speelt een rol bij de quotering.
Er zijn drie kleine, één middelgrote en drie grote organisaties. Deze indeling is gebaseerd op het totaal aantal deelnemers per jaar dat bij een organisatie aan een wadlooptocht deelneemt.

Tot de kleine A-organisaties worden gerekend:

  • Vereniging De Fryske Waedrinners;
  • Groninger Wadloopvereniging Arenicola;
  • Stichting Het Uithuizer Wad.

De middelgrote A-organisatie is:

  • Vereniging Wadgidsengroep Noord Nederland.

Tot de grote A-organisaties worden gerekend:

  • Vereniging Wadloopcentrum Fryslân;
  • Stichting Wadloopcentrum Pieterburen;
  • Dijkstra's Wadlooptochten.
7. De kleine A-organisaties spreken uit, dat zij hun wadloopactiviteiten niet zullen intensiveren in die zin dat het maximaal aantal deelnemers aan wadlooptochten per kleine A-organisatie per jaar daarbij niet meer dan 1000 zal bedragen.

8. De middelgrote A-organisatie spreekt uit, dat zij haar wadloopactiviteiten niet zal intensiveren in die zin dat het maximaal aantal deelnemers aan wadlooptochten per jaar daarbij niet meer dan 5000 zal bedragen.

9. De grote A-organisaties spreken uit, dat zij hun wadloopactiviteiten niet zullen intensiveren in die zin dat het maximale aantal deelnemers aan wadlooptochten per organisatie per jaar niet meer zal bedragen dan hierna wordt aangegeven: Stichting Wadloopcentrum Pieterburen 17.500, Dijkstra's Wadlooptochten 15.000 en Vereniging Wadloopcentrum Fryslân 10.000.

10. De wadlooporganisaties spreken uit dat de in Bijlage A1 en A2 genoemde maximale (indicatieve) aantallen per route niet overschreden zullen worden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen drukke en niet drukke dagen. Drukke dagen zijn zaterdagen en zondagen in de periodes van 1 juni tot en met 15 juli en van 15 augustus tot en met 30 september en bovendien wanneer het laag water te Harlingen tussen 08.00 uur en 18.00 uur valt. Niet drukke dagen zijn die dagen die niet voldoen aan vermelde definitie voor drukke dagen. Bijlage A1 heeft betrekking op de niet drukke dagen. Bijlage A2 heeft betrekking op de drukke dagen.

11. Alle A-organisaties spreken af, dat indien de door hen gemachtigden tevens beschikken over een B-vergunning, de eventueel onder de B-vergunning gelopen tochten meetellen voor het quotum dat de betreffende organisatie heeft.

12. Gelet op de noodzaak van het hanteren van een plafond met betrekking tot het totaal aantal deelnemers aan wadlooptochten, zullen de provincies geen nieuwe A-vergunningen verlenen aan andere dan in het convenant genoemde wadlooporganisaties.

Zwerftochten

13. Voor zogeheten zwerftochten dan wel tochten qua karakter als zodanig kunnen worden aangemerkt, wordt een zonering gehanteerd. Deze zonering is opgenomen in de bij dit convenant behorende Bijlage B.

Criteria wadloopgidsen

14. Op grond van de wadloopverordeningen kunnen de Colleges van Gedeputeerde Staten van Fryslân, Groningen en Noord-Holland eisen stellen aan de ervaring en vaardigheden waaraan wadloopgidsen moeten voldoen.

15. Dijkstra's Wadlooptochten, St. Wadloopcentrum Pieterburen, Vereniging Wadloopcentrum Fryslân, Vereniging Wadgidsengroep Noord Nederland, Groninger Wadloopvereniging Arenicola, stellen hun opleiding in beginsel ook open voor mensen die niet aangesloten zijn bij hun organisaties. Aldus kan voor dergelijke lopers een toetsing met betrekking tot ervaring en vaardigheden plaatsvinden. Bij voldoende gebleken vaardigheden kan een niet bij een A-organisaties aangesloten loper vergunning krijgen voor de route waarop de toetsing heeft plaatsgevonden.

16. De A-organisaties zullen de door de Wadloopadviescommissie opgestelde zogenaamde 'Eindtermen voor wadloopgids' integraal in de opleidingen opnemen. Bij de uiteindelijke opstelling van deze 'eindtermen' is nauw overleg gevoerd met de hoofden opleidingen van de A-organisaties. De A-organisaties zullen meewerken aan verzoeken van de Wadloopadviescommissie om de ervaring en vaardigheden van individuele aspirant-vergunninghouders (degene die voor de eerste maal een vergunning aanvraagt) in de praktijk te kunnen toetsen.

Slotbepalingen

17. Geen van de ondertekenaars van dit convenant zal afwijken van de in dit convenant en de daarbij behorende bijlagen vastgelegde afspraken zonder voorafgaand overleg te voeren met alle betrokken partijen, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

18. Dit convenant wordt aangegaan voor een periode van vijf jaar (tot 1 maart 2013), Het convenant zal vervolgens stilzwijgend worden verlengd met 5 jaar.

19. Dit convenant treedt op 1 maart 2008 in werking.

 
3. Bijlage A1: Quotering op niet drukke dagen

De afgesproken quotering op niet drukke dagen

A Zaterdag Ameland Engelsmanpl./Rif Schiermonnikoog
1 Pieterburen - - 2 x 50
2 Dijkstra 2 x 70 2 x 70 alleen door uitruil
3 Fryslân 2 x 70 2 x 70 2 x 50
4 WGNNL 1 x 70 1 x 70 1 x 50
5 Totaal 350* 350* 250*
6 Max. indicatief 350 350 300

B Zondag Ameland Engelsmanpl./Rif Schiermonnikoog
1 Pieterburen 2 x 70 2 x 70 2 x 50
2 Dijkstra 2 x 70 2 x 70 2 x 50
3 Fryslân alleen door uitruil - alleen door uitruil
4 WGNNL 1 x 70 1 x 70 1 x 50
5 Totaal 350* 350* 250*
6 Max. indicatief 350 350 300

C Zater- en Zondagen Simonszand Rottumeroog Terschelling
1 Pieterburen 2 x 70 Zie Beheerregeling -
2 Dijkstra - Rottum (bijlage C) -
3 Fryslân 2 x 70 (2x/jr) (data afstemmen) van dit convenant 30 (1-2 x/jr)
4 Uith. Wad - -
5 Arenicola - -
6 Totaal 150 30
7 Max. indicatief 150 50

D Voor alle dagen Pinkegat Zwerftochten**
1 Pieterburen - 3 x 50 (max. 75 tochten)
2 Dijkstra - 3 x 50 (max. 75 tochten)
3 WGNNL - zat.-zon. 1 x 25
ma.-vrij. 1 x 50
4 Fryslân 1 x 50 (max. 30 tochten/jr.) -
5 Totaal 50 150
6 Max. indicatief 50 150

* op grond van de in de afgelopen jaren opgegeven deelnemersaantallen en de verschillende waarnemingen van wadlopers valt het niet te verwachten dat in de praktijk de genoemde indicatieve aantallen op de niet drukke dagen bereikt of zelfs overschreden zullen worden. Hierdoor blijft er voldoende ruimte voor de organisatie van tochten door kleine wadlooporganisaties en individuele vergunninghouders.

** zonering zwerftochten, zie bijlage B

Voor de Wadgidsengroep Noord-Nederland (WGNN) geldt bovendien dat wanneer de tocht op de route Ameland op een vrijdag wordt georganiseerd, maximaal 1 x 70 deelnemers zullen worden meegenomen.


 
4. Bijlage A2: Quotering op drukke dagen

De afgesproken quotering voor de drukke dagen
(de zaterdagen en zondagen in periodes vanaf 1 juni tot en met 15 juli en 15 augustus tot en met 30 september
en bovendien wanneer het laag water te Harlingen tussen 08.00 uur en 18.00 uur valt)

A Zaterdag Ameland Engelsmanpl./Rif Schiermonnikoog
1 Pieterburen - - 2 x 50
2 Dijkstra 2 x 70 2 x 70 alleen door uitruil
3 Fryslân 2 x 70 2 x 70 2 x 50
4 WGNNL - 1 x 70 1 x 50
5 Totaal 280 350* 250*
6 Max. indicatief 350 350 300

B Zondag Ameland Engelsmanpl./Rif Schiermonnikoog
1 Pieterburen 2 x 70 2 x 70 2 x 50
2 Dijkstra 2 x 70 2 x 70 2 x 50
3 Fryslân alleen door uitruil - alleen door uitruil
4 WGNNL - 1 x 70 1 x 50
5 Totaal 280 350* 250*
6 Max. indicatief 350 350 300

C Zater- en Zondagen Simonszand Rottumeroog Terschelling
1 Pieterburen 2 x 70 Zie Beheerregeling -
2 Dijkstra - Rottum (Bijlage C) -
3 Fryslân 2 x 70 (2x/jr) (data afstemmen) van dit convenant 30 (1-2 x/jr)
4 Uit. Wad - -
5 Arenicola - -
6Totaal 150 30
7 Max. indicatief 150 50

D Voor alle dagen Pinkegat Zwerftochten**
1 Pieterburen - 3 x 50 (max. 75 tochten)
2 Dijkstra - 3 x 50 (max. 75 tochten)
3 WGNNL - zat.-zon. 1 x 25
ma.-vrij. 1 x 50
4 Fryslân 1 x 50 (max. 30 tochten/jr.) -
5 Totaal 50 150
6 Max. indicatief 50 150

* op grond van de in de afgelopen jaren opgegeven deelnemersaantallen en de verschillende waarnemingen van wadlopers valt het niet te verwachten dat in de praktijk de genoemde indicatieve aantallen op de niet drukke dagen bereikt of zelfs overschreden zullen worden. Hierdoor blijft er voldoende ruimte voor de organisatie van tochten door kleine wadlooporganisaties en individuele vergunninghouders.

** zonering zwerftochten, zie bijlage B

Voor de Wadgidsengroep Noord-Nederland (WGNN) geldt bovendien dat wanneer de tocht op de route Ameland op een vrijdag wordt georganiseerd, maximaal 1 x 70 deelnemers zullen worden meegenomen.


 
5. Toelichting op bijlages A1 en A2

Bij de tabellen A en B:
Het betreffen hier afspraken over het aantal mee te voeren deelnemers op een wadlooptocht op de zaterdagen (tabellen A) en zondagen (tabellen B). De afspraken gelden voor de drie grote wadlooporganisaties (St. Wadloopcentrum Pieterburen, Dijkstra's Wadlooptochten en Wadloopcentrum Fryslân) en voor de middelgrote organisatie (Wadgidsengroep Noord Nederland) op de routes: Ameland, Engelsmanplaat/Het Rif en Schiermonnikoog.

De genoemde aantallen in bijlage A1 (bijvoorbeeld: 2 x 70 of 2 x 50) staan voor het aantal deelnemers per organisatie per wadlooptocht op de genoemde routes. Zo mag bijvoorbeeld Dijkstra's Wadlooptochten (nr. 2) op zaterdag per laagwaterperiode met twee groepen van elk maximaal 70 deelnemers lopen. Op de route naar Schiermonnikoog mag per laagwaterperiode met maximaal 2 x 50 deelnemers worden gelopen. Lopen bijvoorbeeld op zaterdag op de route Ameland zowel Dijkstra's Wadlooptochten als Wadloopcentrum Fryslân en Wadgidsengroep Noord Nederland met de maximale groepsgrootte en bovendien met elk twee afzonderlijke groepen (Wadgidsengroep Noord-Nederland met één groep) dan worden in totaal dus 350 deelnemers begeleid. Is er sprake van het niet noemen van een aantal deelnemers (dit is o.a. het geval bij de St. Wadloopcentrum Pieterburen op zaterdag voor de route Ameland), dan wordt op die dag door genoemde organisatie op die route niet gelopen.

Met het oog op veiligheid van de wadloopsport en de natuur- en landschappelijke waarden van het wad in relatie tot de (te grote) massaliteit van het wadlopen zijn de convenantpartijen maximale deelnemersaantallen per route overeengekomen. Voor de route Ameland en Engelsmanplaat/Het Rif betreft dit 350 deelnemers. Voor de route Schiermonnikoog betreft dit 300. Wordt op de route Ameland of Engelsmanplaat/Het Rif door genoemde organisaties het maximale aantal deelnemers meegenomen, dan worden maximaal 350 deelnemers begeleid. Omdat deze absolute aantallen zich in de praktijk moeilijk laten sturen is er sprake van streefcijfers: de indicatieve cijfers. Om een dreigende overschrijding van de indicatieve aantallen in de weekenden te voorkomen en om ook andere vergunninghouders in staat te stellen tegelijkertijd te kunnen lopen is in bijlage A2 van het convenant afgesproken dat voor de periodes vanaf 1 juni tot en met 15 juli en 15 augustus tot en met 30 september (en bovendien wanneer het laag water te Harlingen tussen 08.00 uur en 18.00 uur valt) een aangepaste quotering zal gelden op de route Ameland. Voor de route Engelsmanplaat/Het Rif is het in de praktijk onwaarschijnlijk dat de genoemde indicatieve aantallen ook op de drukke dagen bereikt of zelfs overschreden zullen worden (zie artikel 10) Hierdoor blijft er voldoende ruimte voor de organisatie van tochten door kleine wadlooporganisaties en individuele vergunninghouders

Bij tabel C:
Hier wordt een verdeling aangeven voor zater- én zondag voor de route Simonszand. Voor de route naar Terschelling zijn verder geen afspraken opgenomen omdat slechts één organisatie in zeer beperkte mate (1 à 2 maal per jaar) van deze route gebruik maakt. De genoemde aantallen in de bijlagen A1 en A2 (2 x 70) staan voor het totaal aantal deelnemers per wadlooptocht per laagwaterperiode. Voor de retourtocht vanaf Simonszand wordt gebruik gemaakt van een schip. Het maximaal toegestaan aantal opvarenden hierbij is 125, waardoor in de praktijk de organisaties minder deelnemers begeleiden dan 2 x 70. Voor de route Rottumeroog zijn de afspraken vastgelegd in de Beheerregeling Rottum, zie bijlage C.
In de weekenden wordt met name door St. Wadloopcentrum Pieterburen op de routes Simonszand en Rottumeroog gelopen. Dijkstra's Wadlooptochten loopt niet en Wadloopcentrum Fryslân slechts tweemaal per jaar, waarbij sprake is van afstemming van data met St. Wadloopcentrum Pieterburen.

Met het oog op de veiligheid van de wadloopsport en de natuur- en landschappelijke waarden van het wad in relatie tot de (te grote) massaliteit van het wadlopen zijn de convenantpartijen maximale deelnemersaantallen per route overeengekomen. Voor de route Simonszand en Rottumeroog betreft dit 150 deelnemers. Voor de route Terschelling betreft dit 50. Wordt op de route Simonszand of Rottumeroog door genoemde organisaties het maximale aantal deelnemers meegenomen (125) dan kunnen op deze route nog 25 deelnemers begeleid worden door een andere kleine(re) wadlooporganisatie en/of door de B-vergunninghouders. Omdat deze absolute aantallen zich in de praktijk moeilijk laten sturen is er sprake van streefcijfers: de indicatieve cijfers.

Bij tabel D:
Hier wordt een verdeling aangeven voor alle dagen voor de route Pinkegat en de zwerftochten. De afspraken gelden voor de drie grote wadlooporganisaties (St. Wadloopcentrum Pieterburen, Dijkstra's Wadlooptochten en Wadloopcentrum Fryslân) en de middelgrote wadlooporganisatie Wadgidsengroep Noord Nederland. De genoemde aantallen (1 x 50 of 3 x 50) staan voor het aantal deelnemers per groep per wadlooptocht. Voor de zwerftochten geldt daarbij dat per laagwaterperiode met drie groepen van 50 mag worden gelopen. Over deze zwerftochten zijn aanvullende afspraken gemaakt (bijlage B). Voor de route Pinkegat, die alleen door Wadloopcentrum Fryslân wordt gelopen, is door genoemde organisatie zelfstandig een beperking opgelegd van maximaal 50 deelnemers.

Met het oog op de veiligheid van de wadloopsport en de natuur- en landschappelijke waarden van het wad in relatie tot de (te grote) massaliteit van het wadlopen zijn de convenantpartijen maximale deelnemersaantallen per route overeengekomen. Voor de route Pinkegat betreft dit 70 deelnemers. Voor de zwerftochten betreft dit 150. Wordt op de route Pinkegat door genoemde organisatie het maximale aantal deelnemers meegenomen (50) dan kunnen op deze route nog 20 deelnemers begeleid worden door een andere kleine(re) wadlooporganisatie en/of door de B-vergunninghouders. Omdat deze absolute aantallen zich in de praktijk moeilijk laten sturen is er sprake van streefcijfers; de indicatieve cijfers.


 
6. Bijlage B: Zonering zwerftochten

Stichting Wadloopcentrum Pieterburen en Dijkstra's Wadlooptochten organiseren per laagwaterperiode maximaal 1 zwerftocht per organisaties per gemeente, waarbij een tocht mag bestaan uit 3 afzonderlijke groepen van 50 personen.

Beide organisaties stemmen onderling af welke routes zij volgen, met als uitgangspunt dat de tochten worden georganiseerd in de gemeente De Marne en in de gemeente Eemsmond.


 
7. Bijlage C: Beheerregeling Rottum 2007 - 2010

Zie Vergunning 2017 - 2022 Wet Natuurbescherming voor wadlopen naar Rottumeroog.

Onderstaande info is niet meer actueel en alleen nog historisch interessant.

§ 5.6. Wadlooptochten
Wadlooptochten naar Rottumeroog zijn mogelijk binnen een vooraf vastgesteld quotum en met Nb-wetvergunning.
In de voorwaarden van de Nb-wetvergunningen zullen, net zoals dit reeds jaren plaatsvindt, voorwaarden worden opgenomen die ervoor zorgdragen dat verstoring zoveel mogelijk zal worden voorkomen (bijeenhouden van de groepen, wadlooproute langs staken nabij Zuiderduin, etc.).
Zie voor de beleidsuitgangspunten aangaande wadlooptochten Rottumeroog bijlage 3.

Bijlage 3. Beleidsuitgangspunten Wadlooptochten Rottumeroog

Inleiding
In 1998 zijn er tussen de Stuurgroep Waddenprovincies, Staatsbosbeheer en de directie Noord van het ministerie van LNV, na overleg met de wadloopsector, afspraken gemaakt over o.a. de verdeling van het aantal wadlooptochten naar Rottumeroog, gebaseerd op de toen gangbare praktijk. Op basis van deze gemaakte afspraken zijn de ontheffingen c.q. vergunningen op grond van de Nb-wet nabij Rottumeroog verleend. Deze afspraken zijn als beleidsuitgangspunten in een bijlage bij de Beheerregeling Rottum gevoegd.
Sinds 1998 hebben er zich een aantal wijzingen voorgedaan die het noodzakelijk maken dat deze beleidsuitgangspunten opnieuw geformuleerd dienen te worden. Te noemen valt o.a. de Nb-wet 1998, geactualiseerde Beheerregeling Rottum en wensen vanuit de wadloopsector.
De wensen vanuit de wadloopsector zijn de afgelopen jaren op basis van de korte jaarlijkse evaluaties gebundeld en geïnventariseerd en afgewogen tegen de ecologische inpasbaarheid. Het resultaat van de bovengenoemde afweging is verwoord in de onderstaande beleidsuitgangspunten. Op basis van deze beleidsuitgangspunten zullen toekomstige aanvragen voor Nbwetvergunningen worden beoordeeld.

Feiten en omstandigheden
Voor het vervoer van de wadlopers en excursiegangers naar Rottumeroog zal gebruik worden gemaakt van de schepen ms Boschwad en ms Noordster. Bij besluit is hiervoor een Nb-wetvergunning verleend tot 31-12-2010.
Voor de nadere onderverdeling van A, B en C-vergunninghouders wordt aangesloten bij de indeling die wordt gehanteerd uit de Provinciale Wadloopverordening. Het onderscheid tussen de verschillende vergunninghouders is m.n. gelegen in de groepsgrootte waarmee een vergunninghouder maximaal mag lopen.
Op grond van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1 juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn Gedeputeerde Staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten c.q. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Dit betekent concreet dat de provincie Fryslân bevoegd is voor de uitvoering van de Nb-wet in de Waddenzee, waarin het gebied Rottum is gelegen. Echter er is een wetswijziging van de Nb-wet 1998 in voorbereiding de er toe kan leiden dat voor het wadlopen naar Rottumeroog (betreden art 20 gebied) de provincie Groningen het bevoegde gezag wordt.

In 2006 zijn aan de volgende organisaties c.q. personen Nb-wet vergunningen verleend:

A-vergunninghouders

Naam Aantal tochten
St. Uithuizer Wad 11
Wadloopcentrum Fryslan 1
Wadloopcentrum Pieterburen 29
GWV Arenicola 2
Totaal 43

B-vergunninghouders

Naam Aantal tochten
Totaal 15

C-vergunninghouders

Naam Aantal tochten
Totaal 10

Beleidsuitgangspunten
Het gebied Rottum is een zeer kwetsbaar natuurgebied en gevoelig voor verstoring van de aanwezige natuurwaarden en is daarom permanent afgesloten voor betreding. Het algemene uitgangspunt is dan ook dat er gestreefd wordt naar stabilisatie van het aantal wadlooptochten en vaarbewegingen naar Rottumeroog. Op basis van dit uitgangspunt zijn er de afgelopen jaren ontheffingen/vergunningen afgegeven op grond van de Nb-wet voor het betreden van het art. 20 gebied.
Om beschadiging, verstoring en verontrusting aan de aanwezige flora en fauna tot een minimum te beperken, zijn er diverse voorwaarden aan de verschillende vergunningen verbonden. De voorwaarden kunnen, indien de omstandigheden zich daartoe aanleiding zijn, aangepast worden. M.n. gaat het dan om de te lopen wadlooproute c.q. ophaalplek wadlopers/afzetplek excursiedeelnemers.

Het totaal aantal jaarlijkse vaarbewegingen naar Rottum is 68, gebaseerd op 43 wadlooptochten A-organisaties en 25 excursies van Staatsbosbeheer. Voorafgaand aan het wadloopseizoen zijn er drie verkenningen mogelijk die ook gepaard kunnen gaan met drie vaarbewegingen van de schepen ms Boschwad en ms Noordster.

  • B- en C-vergunninghouders dienen hun wadlooptochten af te stemmen met wadlooptochten van A-organisaties danwel met de excursies van Staatsbosbeheer zodat het aantal vaarbewegingen stabiel blijft op 68.
  • Per laagwatertij mag er maximaal 1 schip van de vergunninghouder in het gesloten art. 20 gebied Rottum aanwezig zijn voor het ophalen van wadlopers c.q. excursiedeelnemers van Staatsbosbeheer.
  • Maximaal 3 maal per wadloopseizoen mogen er twee schepen van de vergunninghouder in het gesloten art. 20 gebied Rottum aanwezig zijn per laagwatertij. Deze mogelijkheid mag alleen plaatsvinden indien op basis van de getijdetabel er onvoldoende 'geschikte' wadloopdagen voor alle A-wadlooporganisaties te plannen valt. In 2007 zal door Staatsbosbeheer de effecten hiervan gemonitoord worden. Op basis van deze monitoring kan besloten worden of deze mogelijkheid kan blijven bestaan en/of ook voor nieuwe vergunningen kan gaan gelden.
  • Geplande vaar- en wadlooptochten die geen doorgang kunnen vinden door ongunstige weersomstandigheden kunnen binnen hetzelfde wadloopseizoen (mei tot en met oktober) ingehaald worden. Deze nieuwe ingeplande wadlooptochten dienen wel gemeld te worden aan het bevoegde gezag (provincie Fryslân c.q. provincie Groningen).
  • De noodzakelijke verkenningstocht(en) die gehouden worden voorafgaand aan het wadloopseizoen maken geen deel uit van het totaal aantal wadlooptochten dat verleend is. Wel zijn deze tochten meldingsplichtig bij het bevoegde gezag (provincie Fryslân/ Groningen).
  • Het totaal aantal jaarlijkse wadlooptochten voor A-vergunninghouders is maximaal 43, waarbij als A-vergunninghouders wordt aangemerkt de organisatie die in de periode 2006-2007 een Nb-wetvergunning heeft gekregen voor het lopen met een wadloopgroep tot maximaal 140 (2 x 70) personen.

     
    8. Bijlage D: Gedragscode

    Gedragscodes:

    1. voor wadlooptochten en zwerftochten en natuureducatieve tochten ten aanzien van veiligheid
    2. uit het Beheerplan Natura 2000 ten aanzien van natuur
    1. Bij het organiseren en uitvoeren van wadlooptochten en zwerftochten heeft het veiligheidsaspect prioriteit. (a)
    2. De gids zorgt er voor dat de groep bij elkaar blijft. Uitzwermen over kwelder of wad wordt voorkomen. (a en b)
    3. Het meenemen van honden is niet toegestaan. (a en b)
    4. Geluidsapparatuur, anders dan voor communicatiedoeleinden en de veiligheid betreffende, wordt niet toegestaan. (a en b)
    5. De gids ziet er op toe dat er geen afval/zwerfvuil zoals etensresten, papier e.d. wordt achtergelaten in het gebied. (a en b)
    6. Er worden geen planten of delen van planten geplukt, gesneden of uitgestoken. (b)
    7. In de broedperiode (1 april - 15 juli) worden broedkolonies op de kwelders gemeden en van solitair broedende vogels worden geen nesten verstoord en/of vertrapt of eieren meegenomen. (a en b)
    8. In de periode 15 april - 15 juli mag de eilandkwelder op Schiermonnikoog niet worden betreden. (b)
    9. Verstoring van groepen vogels moet worden voorkomen, dit geldt zowel op de fourageerplaatsen, de slaapplaatsen en de hoogwatervluchtplaatsen. (a en b)
    10. Tot zeehondenligplaatsen wordt een afstand van minimaal 1500 meter in acht genomen. (a en b)
    11. Een zwerftocht wordt alleen gelopen bij laagwater. Daarbij geldt dat uitgaande van een tocht van ca. 3 uur er gelopen wordt vanaf 2.5 uur voor lokaal het laagste punt bereikt is tot 2 uur hierna. (a)
    12. Mosselbanken dienen, daar waar wadlooptechnisch mogelijk, te worden gemeden. (b)
    13. Vertrek- en aanlandinglocaties zijn in overeenstemming bepaald met de terreinbeheerder en over gewenste veranderingen van deze locaties zal overleg plaatsvinden tussen wadlooporganisaties en terreinbeheerders, met als doel beperking van verstoringen op de natuurwaarden, met name vogels. (b)
    14. Voor de vertrektijden van de wadlooptochten is het Vertrektijdenschema (zoals bij de vergunningsvoorwaarden) van toepassing. (a)
    15. Verstoring in de vastelandskwelders dient tot een uiterste te worden beperkt door:
      a. waar mogelijk gebruik te maken van werkpaden van Rijkswaterstaat
      b. de begroeide kwelder alleen te doorkruisen via een lijn loodrecht op de dijk om zo snel mogelijk het meest verstoringsgevoelige gebied door te komen. (a en b)
    16. Voor het houden van natuureducatieve tochten zijn Ontheffinggebieden aangewezen. (b)