Nieuwsarchief Wadlopen 2000 - 2006

Kan een tsunami optreden voor de Nederlandse kust?

donderdag 14 april 2005

LELYSTAD - De zeebeving in de Indische Oceaan van 2e kerstdag 2004 roept de vraag op of een soortgelijk verschijnsel ook kan optreden voor de Nederlandse kust? En zo ja, wat zijn dan de gevolgen en hoe kunnen de risico’s van een tsunami beheerst worden?

Een tsunami is een lange vloedgolf (lengte van een tiental tot enkele honderden kilometers) die niet wordt opgewekt door getij of storm, maar door plotselinge verstoringen van de watermassa van zee of oceaan. Aardbevingen en landafschuivingen zijn de bekendste oorzaken. De kans dat in het Noordzeegebied een aardbeving optreedt die een tsunami veroorzaakt is heel klein. Wel kunnen tsunamis die door aardbevingen of landafschuivingen buiten dit gebied zijn opgewekt de Noordzee binnenlopen.
Door de bodemwrijving van de Noordzee neemt de hoogte van de tsunami dan af. Er is nooit uitgebreid onderzoek gedaan naar tsunamis voor de Nederlandse kust, omdat verkennende studies daar geen aanleiding toe gaven.

Meteoriet
Behalve tsunamis valt overigens ook nog te denken aan een andere - uitzonderlijke - mogelijkheid: de Silverpit, een krater in de Noordzee, is waarschijnlijk veroorzaakt door een meteorietinslag, 60 miljoen jaar geleden; een dergelijke inslag kan voor de Nederlandse kust een vloedgolf veroorzaken die meerdere meters hoog is.

Is het al eens voorgekomen?
In de afgelopen periode van 150 jaar, waarin getijwaarnemingen voor de Nederlandse kust beschikbaar zijn, is geen tsunami van enige betekenis opgetreden. In een daaraan voorafgaande periode van meerdere eeuwen zijn er wel meldingen van bevingen van de Noordzeebodem, maar niet van tsunamis langs de Nederlandse kust. Aardbevingen zijn waarschijnlijk niet de belangrijkste veroorzakers van grote vloedgolven aan de Nederlandse kust, dit in tegenstelling tot de situatie in bijvoorbeeld de Indische Oceaan.

Ongeveer 7000 jaar geleden heeft een grote landafschuiving plaatsgevonden voor de Noorse kust; deze zogenaamde Storrega slide heeft waarschijnlijk een vloedgolf veroorzaakt van tientallen meters voor de Noorse en IJslandse kusten. Bij de Schotse kust is de vloedgolf nog vele meters hoog geweest; een berekening voor de Nederlandse kust geeft een vloedgolf met een hoogte in de orde van een meter.

Langs de Noorse kust vinden nog steeds meerdere landafschuivingen per eeuw plaats (180 verdrinkingslachtoffers door tsunamis in de laatste 100 jaar), maar de omvang daarvan is te gering voor een merkbaar effect aan de Nederlandse kust.

De dreiging van vloedgolven vanuit het Zuiden, via het Kanaal is waarschijnlijk erg klein. In 1755 heeft voor de kust van Portugal een grote zeebeving plaats gevonden, waarbij vloedgolven zijn ontstaan van bijna twintig meter hoog en waarbij Lissabon voor een deel is verwoest. De vloedgolven hebben zich voortgeplant tot aan de Zuid-Engelse kust. Langs de Nederlandse kust zijn er geen waarnemingen bekend; hieruit kan worden afgeleid dat zich hier geen vloedgolven van enige betekenis hebben voorgedaan.

Welke effecten en risico’s voor Nederland?
De meest voor de hand liggende effecten betreffen de veiligheid tegen overstroming (zeekeringen breken door of worden overspoeld); strandrecreatie (strandrecreanten worden overvallen en verdrinken) en scheepvaart (schepen worden tegen de kant geworpen en vergaan).

Vloedgolven vanuit zee zijn zeer uitzonderlijk. Bestaande schattingen gaan er van uit dat de kans veel kleiner is dan de kans van eens per tienduizend jaar op het overschrijden van de waterstanden waarop de zeekeringen zijn ontworpen en getoetst. Anders gezegd: het risico van tsunamis voor de Nederlandse kust lijkt klein vergeleken met het risico van stormvloeden. Hoewel er weinig onderzoek is gedaan naar het specifieke effect van tsunamis is de verwachting dat de Nederlandse zeekeringen een vloedgolf van enkele meters hoogte kunnen doorstaan.

Strandrecreanten lopen levensgevaar bij vloedgolven met een hoogte vanaf een meter. Zo’n vloedgolf heeft aan de Nederlandse kust het karakter van een muur van water die zich voortbeweegt met een snelheid van 10-20 km per uur. De kans dat de Nederlandse kust wordt overvallen door een tsunami met deze hoogte wordt geschat op gemiddeld eens per tienduizend jaar. De kans dat een vloedgolf van orde een meter samenvalt met een drukke stranddag is dus nog veel kleiner.

Een vloedgolf van een meter hoog of meer is vooral riskant voor schepen in toegangsgeulen naar havens, vanwege de sterke zijdelingse stroomsnelheid die daarbij optreedt. Een dergelijke waterverplaatsing langs de kust treedt op omdat een tsunami die de Noordzee binnenkomt zich daar, net als een getijgolf en een stormvloed, voortplant in een richting tegen de klok in (eerst langs de Engelse kust en dan verder langs de Belgische, Nederlandse en Duitse kust, de Deense kust, enz.). Dit heeft te maken met de draaiïng van de aarde. Ook veerboten op zee zijn gevoelig (kantelgevaar), als er niet wordt geanticipeerd, bijvoorbeeld door bij te draaien.

Kunnen we een tsunami aan zien komen?
Het ontstaan van zeebevingen zal vrijwel altijd seismisch worden geregistreerd en gelokaliseerd. De vloedgolf kan goed worden waargenomen in getij-meetstations die langs de kusten van alle Noordzeelanden aanwezig zijn. Als een tsunami vanuit het Noorden de Zuidelijke Noordzee binnendringt zal deze zich vooral voortplanten langs de Engelse kust. De tijdspanne tussen de eerste waarnemingen aan de Engelse kust en aankomst van de tsunami aan de Nederlandse kust ligt dan in de orde van tien uur. Als een tsunami via het Kanaal de Zuidelijke Noordzee binnendringt zullen meer dan tien uur eerder de eerste waarnemingen plaatsvinden langs de Franse Kanaalkust.
De ligging van Nederland aan de oostelijke rand van de ondiepe Zuidelijke Noordzee is gunstig in die zin dat een relatief lange waarschuwingstijd beschikbaar is.

Bron: Trendsinwater.nl, uitgave RIKZ en RIVM