zondag 19 februari 2012
Oesterbank in de Waddenzee
HARLINGEN - Strenge winters met veel ijs bepalen het voortbestaan en voorkomen van de Japanse oester. De oesters vriezen niet dood, maar worden door kruiend ijs beschadigd.
Platte oester
Oesters worden al eeuwenlang opgevist in het zuidoostelijke deel van de
Noordzee en in de Waddenzee. Een gebied ten noorden van de Waddeneilanden
was rijk aan inheemse Platte oesters (Ostrea edulis) en staat nog steeds bekend
als de Oestergronden. Oesters werden daarnaast gekweekt op percelen in de
Zuiderzee en in de Zeeuwse delta.
Door overbevissing is het aantal platte oesters dramatisch afgenomen. Door de
strenge winter van 1962-1963 en de uitbraak van de oesterziekte in de jaren
zeventig, veroorzaakt door de parasiet Bonamia ostrea, is de Platte oester in het
wild uitgestorven.
Introductie Japanse oesters
Als tijdelijk alternatief voor de platte oester introduceerden Zeeuwse
oesterkwekers in 1964 de Japanse oester Crassostrea gigas in de Oosterschelde.
De Japanse oester was afkomstig uit de Stille Oceaan aan de westkust van
Canada.
De verwachting was dat de Japanse oester zich door de strenge winters niet zou
kunnen voortplanten en vanzelf weer zou verdwijnen. Het liep anders. De Japanse
oester vestigde zich in het wild, het eerst in Zeeland. Sinds de eerste succesvolle
broedval in de Oosterschelde in 1976 is de opmars niet meer te stoppen. Het door
Japanse oesters ingenomen oppervlak in de Oosterschelde groeide van 15 à 35
ha droogvallend wad in 1980 tot meer dan 600 ha in 2002. Tegenwoordig is de
Japanse oester in de gehele internationale Waddenzee te vinden.
Naast een plaag voor andere schelpdieren (concurrentie om ruimte en voedsel) en recreanten die er hun tenen aan open halen, is de Japanse oester net als mosselen en zeegras ook een biobouwer en speelt het schelpdier een rol in de sedimenthuishouding. De riffen van de oesters huisvesten vele diertjes en hiermee leveren ze ook een bijdrage aan de biodiversiteit. Door de oesters wordt slib uit het water vastgelegd, dat tussen en om de oesterbanken sedimenteert. De Japanse oester is nu een blijvend onderdeel van het voedselweb in de Waddenzee. Verwacht wordt dat door de almaar stijgende temperatuur de soort nog talrijker wordt.
IJzige sterfte
Duitse onderzoekers onderzochten in het noordelijke deel van de internationale
Waddenzee de sterfte onder de Japanse oesters als gevolg van strenge winters
met ijs. Sinds 1998 wordt ieder jaar in het kombergingsgebied van List (tussen
Amrum en Föhr) het voorkomen van mossel- en oesterbanken in kaart gebracht.
|
In januari en februari 2010 was na ruim tien jaar weer sprake van een strenge winter
met ijsvorming. Het bleek dat bijna 90 % van de oesters op banken deze winter niet
hadden overleefd. De sterfte was veel hoger dan in warme en milde winters. De Japanse oester kan op zich goed tegen koude weersomstandigheden met lage water- en luchttemperaturen van water en lucht. De lange duur van de vorstperiode in combinatie met de aanwezigheid van ijs is echter teveel voor de oester, maar ook voor vele andere schelpdieren. De schelpdieren op banken worden ingevroren en opgesloten in ijsschotsen. De schotsen gaan onder invloed van wind en stroming kruien. Door de mechanische stress van kruiend ijs worden de oesters verpletterd. De winter met ijs leidde tot sterfte en had de afname van de Japanse oester tot gevolg. Of de strenge winter van februari 2012 tot hetzelfde effect heeft geleid zal later dit jaar duidelijk worden. |
Bron info: Wadweten, Waddenvereniging, Romke Kats